Dagboek van een sterveling
Binnenafleidingen en buitendeducties
20 maart 2004
Ik zit mezelf in de weg. Overal waar ik heen wil gaan, daar moet ik eerst langs mezelf. Ik tracht mij te beschermen van mijzelf, maar ik heb niet de overhand. En ik drijf de wereld steeds weer dat beetje verder van me vandaan. Ik merk dat vooral in mijn gezichtsveld. Vaak lijkt de wereld achter een waas verstopt en ver weg. Misschien is dat een van de effecten van de ouderdom, maar dat geloof ik niet. Ik denk dat ik de wereld langzaam vervaag, totdat zij wegebt in een grauwgrijze mist. En als dat gebeurt, verdrink ik erin.
Ik leg mijn pen neer en werp een laatste blik op de bladzijde in het openliggende dagboek. Dan sla ik het snel dicht en bevestig het slotje aan de kaft. De sleutel draait. Het boek is op slot. Ik leg het in de bureaula terug en duw ook die dicht. Zo is het afgesloten. Ik neem een slokje water uit het glas dat links van mij staat en sluit dan de ogen.
21 maart 2004
Ook vandaag kon ik mijn draai weer niet vinden. Ik kom mijn plichten na, maar zou ze liever vergeten. Zelfs die plichten, die ik mijzelf opleg, omwille van mij. Vooral die plichten wil ik laten gaan. Ik wil me dwingen dit niet meer te doen. Ik kan niet ongelukkig zijn, ik ben immers een westerling. En die lijden niet, hooguit aan luxeovermaat. Mijn andere ik lijkt nergens mee te zitten. Die heeft steeds minder en komt steeds vaker bovendrijven. Ik kan hem bijna geen ik meer noemen. Ik ben hem niet. Hij lijkt niet uit mij ontstaan te kunnen zijn. De afstand is te groot. Hij heeft bijna niets, maar ik benijd hem. Hij heeft ook niets nodig. Ik wel. Ik heb steeds meer nodig. En ik kan het mij niet geven. Daarom ben ik met hem erbij eenzaam. Ik snak naar vrijheid. Hij kijkt toe, maar verlost mij niet. Misschien kan hij dat ook niet. Daarom ben ik alleen.
Ik lees de laatste woorden van de paragraaf. Ik snap niet wat er staat. Dat komt niet omdat het wiskunde is, dat komt dor mijn concentratie. De afwezigheid daarvan komt wel door de wiskunde. Het berekenen van de orthogonale matrix A, waarbij A inverteerbaar is. Wat is een orthogonale matrix? Dat had ik vier paragrafen geleden geleerd moeten hebben. Terugbladerend geef ik al op. Dit werkt niet. Dit zal nooit werken.
22 maart 2004
Ik weet natuurlijk waardoor het komt. De een wil haar niet loslaten. Ook niet voor even opzij zetten. Zij is altijd primair. Alles wat moet gebeuren is om haar. Zij kan niet het doel zijn, maar het moet wel. Ze is het dus niet. Ik moet het doel zijn, maar ik kan het niet zijn. Ik ben het dus niet. Er is geen doel. Zij is het doel. De ander heeft haar losgelaten. Toen zij ging, verdween zijn koppeling aan haar en hij was vrij. Ik ben niet vrij. Laat me niet los. Maak me vrij. Maak me mij.
Ik kijk door het glas van het raam naar de overkant. De zon staat hoog boven het oude gebouw en verlicht en beschaduwt een oude boom. Ik richt mijn aandacht weer op het blaadje voor mij. Vraag 3. "Bepaal de orthonormale vectoren u1, u2 en u3 van matrix A, gegeven door..." Wat is een orthonormale vector? Ik kan me herinneren dat ik het nog geen dag geleden heb opgezocht. Ik heb een vergelijkbaar vraagstuk gemaakt en opgelost. Hoe ging dat nou. Ik begin met de eerste stap. Ik denk dat het hier al misgaat, maar ik ga door. Het is nog geen zooitje, het doet alleen zo aan. Stap 2 gaat al slechter. Hier komt een resultaat uit dat niet geschikt is voor stap 3. Ik staar naar de berekening, maar zie de fout niet. Ik droom weg. Het blaadje vervaagt, het lokaal neemt afstand met mij erin. Ik kalmeer. Dan neemt iemand mijn werk in. De gang is weer scherp.
23 maart 2004
Waarom moest ze toch weggaan? Het was perfect. We hadden het allemaal samen. Er was geen eenzaamheid, er was gezelligheid. We waren gelukkig. Waar is ze heengegaan? Zou ik haar nog kunnen vinden? En als ik haar vind, wat dan?
De cursor beweegt over het scherm. Klik. De pagina wordt leeg en een nieuwe wordt geladen. Ik ben onrustig. Ik voel mijn hart kloppen in de keel. Tegen beter weten in hoop ik dat het een voldoende is. De pagina komt hakkelend op het scherm. Ik zoek in de tabel naar mijn studienummer. Ik vind het. Mijn blik volgt de horizontale regel tot het stilvalt op een 4. Ik wist het. Ik ben alleen. Het beeld wordt grijs. Ik snak naar adem. Er loopt water in mijn longen. Ik val. Het wordt zwart.
24 maart 2004
Vergeet haar maar! Ik ben het zat om bij haar te blijven stilstaan. Ik heb haar niet nodig. Ik heb niets nodig. Ik ben voldoende. Dat ben ik altijd geweest. Mijn kracht is mijn eenzaamheid. Ik ben onafhankelijk. Zelfstandig. Ik ben sinds lang weer mezelf. De wereld is scherp en helder. Zij is van mij. Dichtbij. Ik ben weer terug. Ik.