Miniaturen VI
Morpheus
Ik wil weer kunnen dromen.
Zoals toen ik ‘klein’ was.
Vrij, onschuldig, groots.
Ik wil de wereld redden.
Van pijn, angst, woede.
Van zichzelf.
Nu ben ik ‘groot’.
Mijn dromen zijn klein.
En pijnlijk. Angstig. Boos.
Van mijzelf.
Ik wil weer kunnen dromen.
Vliegen, hoger en hoger.
Verzorgen, en doen leven.
Dag dood.
Geen afbakeningen.
Geen discrimeren.
Geen oordeel.
Geen absoluut.
Geen kans.
Waar zijn de kleuren van voorheen?
Onmogelijk oker, roemvol rood, begripvol blauw.
Nu is alles gruwelijk grijs.
Klein.
Waar ben ik nou?
Ik wil weer kunnen dromen.
Zonder regels, tijd of plaats.
Zonder beperking, of moeite.
Ik wil weer kunnen dromen.
Van iets anders.
Dan kunnen dromen.
Geef me het verleden,
ik schenk je een nieuwe toekomst.
Geef me al het wrede,
ik schenk je rust en kalmte.
Geef me al je angsten,
ik schenk je vrij en ruimte.
Geef me al je grenzen,
ik schenk je mij en jou aan toe.