Onbevlekt
Ruisend bamboe. Met de ogen gesloten is dat mijn hele wereld, buiten de kussens van de tuinbank die me omvatten. Toch is het teveel.
Eerder vandaag kenmerkte zich geheel door contact en afspraken. Videobellen voor uren achtereen. Wat eindigt leidt direct naar een ander begin. Een ketting van tijd. Met na de laatste schakel een wild om zich heen slaan. En daarmee een leegte creërend.
Ik probeer de dag los te laten. Terug naar een centrum en een vervulling. Maar iedere verplichting heeft een hap uit mijn vlees genomen. Nu lig ik hier terminaal bloedend. Een groeiende smet op de bank.
Mijn hoofd hoeft niets te doen behalve loslaten, maar lijkt in plaats daarvan alles te willen vasthouden. Ieder moment, opnieuw en opnieuw herhaald. Een verwoede poging niet tot vergiet te verworden. Geen verlies. Geen laten gaan.
Het is alsof alle vragen gesteld zijn, maar de antwoorden nog moeten komen. De spanningsboog zet non-stop aan. Agressief, geforceerd komen. Tevergeefs terstond moeten. Het is oorlog. In en uit mij.
De zon zindert aan de hemel, maar ik lig onder een boom en het bladerdek verhindert contact. Het is warm, maar ik lig in een koele bries. Er is rust, maar mij omvat een wildernis. Er is doorgang, maar hier is een einder.
Voor mij hangt de tijd in een lus, in eindeloos opnieuw. Eén gevangen adem. Om mij heen gaat de gang der dingen echter door. Draaiing leidt tot een zonnestraal die voorbij de takken reikt en mijn voorhoofd streelt. Voorzichtig. Zacht. Sussend. Sissend lauw.
Die enkele zonnevlek doorbreekt de rondgang. Niet door geweld, maar een zacht wegsmelten. Niet zoals sneeuw, maar een korrel suiker in warm water. Opgenomen, verwaterd, gelijk gemaakt.
Ik ben de zindering van de zon. Ik ben de warmte. Ik ben de rust. Ik ben de doorgang. Uitademing.
Het onbevlekte leven is geen leven. Schittering is schitterend.
Verder gaat de droom.