Silbar

...Silver linings...

Uit de schemering van het ongewisse

Een poging tot schijnen

Een van de meest kenmerkende herinneringen aan mijn middelbare schooltijd is observatie.

Wanneer het zo uitkwam, brachten we onze pauzes door in het winkelcentrum in de buurt. Daar confisceerden we een bankje en bekeken de passerende mensen. Om de beurt kozen we een voorbijganger uit en verzonnen het verhaal van zijn of haar leven of ten minste het verhaal van hun dag. Of we het juist hadden was onbelangrijk, want wat werkelijk is, is slechts datgene wat je zo op weet te vatten.

Zo had een oudere dame, gebukt gaand onder de last van haar volle boodschappentassen en schichtig om zich heen kijkend, net haar wekelijkse geldopname gemaakt. Ze pint eens in de week een gigantisch bedrag, vrezend dat de automaat het de volgende keer niet zal doen of dat de winkelprijzen hoger uit zullen vallen dan verwacht. Iedere week neemt ze dat geld mee in haar portemonnee naar de supermarkt, waar ze veel te veel spullen koopt, vrezend dat ze volgende week uitverkocht zullen zijn of dat ze te weinig in huis gehaald zal hebben. Iedere week houdt ze een grote som geld over. Dat stopt ze in glazen potten die ze onder haar bed bewaart en verzwijgt voor haar familie. Iedere week vreest ze dat ze beroofd zal worden; steeds weer gebeurt dat niet.

Een klein, ongelukkig meisje met lang bruin haar en een, door jarenlang pesten, geoefende camouflage sjokte ongemerkt voor iedereen, behalve ons, voorbij. Daarop volgde een lange, getraind ogende jongen die zoveel ouder was dan wij dat hij in het weekend laat uit mocht gaan.

Mijn observatiepartner vertelde hun verhaal: Ze waren de avond daarvoor allebei op het feest van hun sportvereniging. Hij stond aan de bar en dronk en feestte en was luid en duidelijk aanwezig. Om hem heen gaarden zich de mooiste meisjes en stoerste jongens. Hijzelf was de beste atleet van de vereniging; hij sprong hoger, rende harder, scoorde vaker en was sterker dan alle andere leden. Zij stond in een hoekje afgezonderd, zich afvragend wat ze hier deed. Ze voelde zich duidelijk niet op haar gemak en enigszins in de steek gelaten door haar enige vriendin, die niet was komen opdagen. De jongen zag haar staan en riep haar, tussen twee nummers in, een kwetsende opmerking toe, zodat iedereen het kon horen. Iedere aanwezige keek naar het meisje en barstte in lachen uit. Zoveel negatieve aandacht werd het terughoudende meisje te veel en ze rende huilend het gebouw uit.

Er was een merkwaardige stilte die nog niet eerder had voorgedaan tijdens het observeren; het meisje, dat alles had gehoord, trok lijkbleek weg en leek wel ineen te storten. De jongen, die eveneens alles had gehoord, begon te bulderen van het lachen en wees daarbij stuiptrekkend naar het meisje, dat inmiddels in haar eigen tranen leek te verdrinken. Het hele plein was, op deze geluiden na, doodstil. Ik raakte in paniek, maar zoals toen weer bleek: mensen kunnen je verrassen. Mijn observatiepartner keek even verschrikt rond en vervolgde toen zijn verhaal.

Wat het meisje had willen zeggen, als ze niet teloor was gegaan onder de druk van al die neerbuigende blikken op lachende gezichten, was dit: 'Misschien heb je gelijk. Ik stel niet zoveel voor. Ik ben niet knap, met mijn ietwat scheve neus en voortijds gerimpeld gezicht. Ik ben niet iemand die mensen graag willen kennen; niet zoals mensen jou willen kennen. Ik heb niet zoveel te bieden. Ik kan niet hard rennen en niet hoog springen. Ik ben onhandig en onmondig. Ik ben niet de gangmaker op feestjes. Maar wanneer ik, wellicht voortijdig, sterf, zal ik kunnen zeggen nooit iemand te hebben mishandeld, nooit iemand te hebben gekleineerd. Ik zal nooit iemand zich minderwaardig hebben doen voelen of iemand voor schut hebben gezet in gezelschap. Ik zal nooit iemands leven hebben verziekt. Hoewel ik misschien nooit enige impact op iemands leven zal maken, zal ik ten minste ook geen negatieve invloed zijn geweest. Daarom, klein als ik ben, zal ik nog altijd grootser zijn dan jij en sterker dan jij ooit zult zijn. Mijn overwinningen zullen ten koste van niemand zijn gegaan. Van ons tweeën ben jij nog immer de mindere.'

Het plein was nog steeds gehuld in stilte. Het meisje leek zich geen houding te kunnen geven, alsof wat er net was gebeurd onmogelijk scheen. De mond van de jongen zakte open, alsof wat er net was gebeurd onmogelijk scheen. Even nog hield de stilte aan en toen barstte de menigte in lachen uit en wees stuiptrekkend naar de jongen. Zoveel negatieve aandacht werd de jongen teveel en hij rende huilend het plein af.

Een van de meest kenmerkende herinneringen aan mijn middelbare schooltijd is observatie. Ik kan me alleen niet meer herinneren of dit werkelijk is gebeurd of dat dit het verhaal was dat we ooit bij twee passerende scholieren hebben bedacht.