Silbar

...Silver linings...

Verdwenen

Friedrichs einder

Ik sta op de rand van het perron. Voor me uit verdwijnt de trein over de voorgebaande weg. Ik zie je silhouet nog in het glas weerspiegelen. Je kijkt nog om naar mij, maar je blik vervaagt in de verte. Eigenlijk kijk je al vooruit. Nog even glinstert het glas van je coupé op en wordt dan dof, vies, zoals de rest van de trein. Als in een grauwgeworden rups kruip je langzaam weg. Ik wil ook vooruit, maar ik sta al op de rand van het perron.

Om me heen staat mijn baggage. Veel meer dan ik nodig heb, veel meer dan te dragen is. Wanneer heb ik dit allemaal opgepikt? Een gehavende tas omklauwt zachtjes mijn linkerbeen in de poging een connectie met me te leggen. Er is geen band die niet gebroken is. Voor me ligt een lege plastic zak waar hiervoor het boek in zat dat ik je heb gegeven. Het boek is nu in de rups, op weg naar nieuwe oorden. Want een oord is een herkenbare plek waar je nooit geweest bent. Waar dit spoor heen leidt ben ik nooit geweest. Ik sta aan de rand van het perron en kijk neer op de zak. Hij komt uit de winkel waar het boek vandaan komt en suggereert spanning en vermaak in de vorm van een illustratie. Vreemd, want een boek is geen illustratie. Het is een gang waarin bepaalde woorden hun opmaak vormen. Een boek kan jou bezitten, waar een illustratie alleen de woorden uitbeeldt. Boeken zijn kracht, illustraties een hunkering ernaar.

Ik schop tegen de zak. Dat had ik niet moeten doen, want het zet alles in gang. Ik verlies weerstand en glij weg binnen de kracht van de schop. Ondertussen vangt de wind de zak en waait weg, grillig langs het spoor, weg van mij; een laatste poging tot verbintenis met het verleden. Daarnaast probeert de tas nog altijd een andere verbinding te maken door aan mijn, nog steunende, been te sjorren. Ik ben al half overwonnen door de zwaartekracht en merk hoe ik onhandig achterover en tegelijkertijd opzij val. Dit heeft tot gevolg dat ik met mijn hoofd een moment later nog net het perron mis en diep naar beneden val. De tas kan mijn gewicht niet houden en laat me gaan, maar niet zonder het zo persoonlijk op te vatten dat hij me achterna glijdt en contact met mijn hoofd nastreeft. Het grind is hard en ruist hard in de oren, maar het is niet het einde van de val. Het grind wijkt en laat me door. De grond in wat de juiste richting leek slokt me op. Er blijft alleen een gehavende tas over met gebroken banden. Even later landt de plastic zak vol spanning en vermaak naast het spoor. Vergetelheid zet in.