Silbar

...Silver linings...

Verzwolgen

Onder het grind naast een perron

Alles is in duister gehuld. In mijn oren ruist grind tegen grind tegen mij nog na. Ik ruik vervuilde aarde.

Ik ben nog niet alleen.

Uit het duister verschijnt een hand met daaraan een bekende ring. Ze streelt mijn wang en borstkas. Even herinner ik deze vrede.

Dan houdt de hand in en haalt uit. De vingers scheuren mij open en breken alles op hun pad. Het gaat zo diep dat zelfs mijn ruggegraat even wordt geschampt. Dan sluit de hand om een stuk vlees en trekt terug. Een nieuw ontstaan gat blijft over.
Ik voel de leegte als een gif in me.

Ik ben alleen.

Het gif vindt zijn weg naar mijn bloedbaan. Ik hou druk op de wond. Ik wil niet worden vergiftigd.
Dit is al geen leven meer. Dit is vechten voor mijn leven.

...

Aan de andere kant van het grind schijnt een zacht zonnetje op een nietsvermoedende wereld. De raderen van tijd en ruimte draaien hier door. Het duister van deze benedenwereld ontgaat haar. En dus leeft zij.