Welgevaren
Tegen het licht van de tijd in
De naald verlaat de huid van mijn negen jaar oude collie. En met die act is het laatste herkenbaar levende deel van de laatste tien jaar verdwenen.
Nog even, een paar keer, vult het leven zijn longen, steeds met minder overtuiging, steeds met minder wil, totdat het laatste beetje wereld verglijdt in de eeuwige ruis van een laatste uitademing.
Tot op het laatst nemen de ogen alles wat ze voorkomt op. De oren spitsen zich nog eenmaal om de golven van de aarde op te vangen. En een laatste spierbeweging stuwt een pootje naar mijn hand.
En daarmee ga ook ik weer kapot. Ik zak naar de grond, waar de beweging alleen echt stopt. Hij lijkt verder te gaan. Ik sla door de vloer heen, pijnloos, geluidloos, restloos, door de zwarte leegte daaronder die de mufheid van dode ruimte bevat, door de verschroeide aarde en dan, onverwacht, door de hitte van de zon. Te fel, te groot, te veel neemt mij over en kiest mij niet te dragen, maar op te maken.
Als ik al dacht volledig gespendeerd te zijn, hier blijkt dat er meer was. Mijn huid brandt van me af. Ik wil het uitschreeuwen, maar het lukt me niet.
Een traan verlaat mijn oog in een damp.
En dan, net voor het einde, wordt ik teruggegooid. De zon uit, omhoog door de verschroeide aarde, door de mufheid, door de vloer en ik drijf op een bed van laminaat.
Als ik overeind kom, zie ik een stilleven, dat dood moet zijn, van mijn hond. Ik haal mijn hand door zijn vacht, precies zoals ik dat altijd deed.
Zijn leven, van pup af aan, komt voorbij. Hoe hij lopen leerde, rolde van een heuvel, omdat hij onhandig ging zitten, zijn passie voor de sneeuw, een lik over mijn wang wanneer tranen mij neer haalden.
En dan is het over.